een halfuur tevoren


een halfuur tevoren 1.0

een halfuur daarvoor; in het halfuur daarvoor

Algemene voorbeelden


De lucht was helder, gewassen door een zomerse stortbui die ik een halfuur tevoren achter de ruit van de snackbar had zien losbarsten.

Op toernee met Leopold Sondag, Ward Ruyslinck,